bleshoen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bles·hoen
enkelvoud meervoud
naamwoord bleshoen bleshoenderen
bleshoenders
bleshoenen
verkleinwoord bleshoendertje
bleshoentje
bleshoendertjes
bleshoentjes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bleshoen bleshoenders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bleshoeno

  1. (kraanvogelachtigen) (verouderd) benaming voor watervogels uit een veronderstelde familie Fulicidae
    • Bleshoenders zijn gewoonlijk wat groter dan rallen en hebben een verdikking op hun bovensnavel die "bles" genoemd wordt. 
    1. bepaald soort watervogel, Fulica atra op Wikispecies
       Bij Baak, Wichmond—Bronkhorst is een zomerdijk. (…) Het bleshoen, d. i. de meerkoet, het waterhoen en de fuut (bij Doesburg) hebben er hun domein, evenals de wilde eend en de zomertaling.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. bleshoen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Bronlink geraadpleegd op 9 februari 2023 Weblink bron
    Le Roy, Chr.
    “Gids naar den Gelderschen Achterhoek” (ca. 1937), Misset, Doetinchem, p. 88