bleken
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ble·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bleek maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bleken |
bleekte |
gebleekt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
bleken
- overgankelijk witter of lichter doen worden
- Vroeger bleekten mensen hun wasgoed door het in het zonlicht te leggen.
Vertalingen
1. witter of lichter doen worden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blijken |
bleken
- meervoud verleden tijd van blijken
- Wij bleken.
- Jullie bleken.
- Zij bleken.
- Wij bleken.
Zelfstandig naamwoord
bleken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bleek
Gangbaarheid
- Het woord bleken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bleken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Zelfstandig-naamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %