bleekgeel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bleek·geel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bleek bn en geel bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bleekgeel | bleekgeler | bleekgeelst |
verbogen | bleekgele | bleekgelere | bleekgeelste |
partitief | bleekgeels | bleekgelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bleekgeel [1]
- een lichte gele kleur
- ▸ Ik keek naar het tafellaken, bleekgeel linnen met in de hoeken borduursel dat onze overleden moeder had gemaakt, dat nu bestrooid was met kruimels, en ik sprak een kort gebed waarin ik God vroeg Margaret te begunstigen zoals hij dat Frances had gedaan.[2]
- ▸ Klop met een mixer de eidooiers met de suiker bleekgeel en romig. Klop de eiwitten met schone (!) gardes in een andere kom met een mespunt zout tot stevige pieken.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord bleekgeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tracy Chevalier“Opmerkelijke Schepsels” (2009), Orlando, ISBN 978949208651-8
- ↑ Weblink bron Ellen den Hollander“Met deze baktips kom je het lange weekend door” (24-04-2020), Tubantia