blauwspar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blauw·spar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blauwspar blauwsparren
verkleinwoord blauwsparretje blauwsparretjes

Zelfstandig naamwoord

de blauwsparm

  1. (coniferen) bepaald soort groenblijvende boom met scherp gepunte naalden uit de Rocky Mountains, Picea pungens op Wikispecies
    • Er staat een blauwspar in de tuin. 
     Ook de blauwspar is nog steeds gewild.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 19 mei 2023 Weblink bron
    Marcel aan de Brugh
    “De kluit is uit” (14 december 2004) op nrc.nl op Wikipedia