bladerdos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bla·der·dos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bladerdos
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bladerdos m [1]

  1. (plantkunde) de takken van een boom tezamen met de bladeren
     Uiteindelijk is je dat gelukt. Fier sta je met een weelderig bladerdos te pronken, schaduw te geven aan jong en oud, decor te zijn voor menig fraai stadsgezicht en dienst te doen als urinoir voor onze honden. Ook dat laatste kan je niet deren.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “'Je zult maar een boom zijn in Amsterdam'” (8 juli 2018), Het Parool
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be