blåbær

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • blå·bær
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 16311
g enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   blåbær     blåbæren     blåbær     blåbærene  
genitief   blåbærs     blåbærens     blåbærs     blåbærenes  

Zelfstandig naamwoord

[A]: blåbær, g

  1. (plantkunde) Vaccinium myrtillus op Wikispecies, blauwe bes, blauwe bosbes, een 15-40 cm hoge struik met blauwe bessen
    «I Europa er dyrkningen af blåbær koncentreret i Polen og Tyskland.»
    In Europa is de teelt van blauwe bessen geconcentreerd in Polen en Duitsland.
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   blåbær     blåbæret     blåbær     blåbæra
blåbærene  
genitief   blåbærs     blåbærets     blåbærs     blåbæras
blåbærenes  

Zelfstandig naamwoord

[B]: blåbær, o

  1. (fruit) blauwe bessen, een kleine blauwzwarte eetbare bes uit de bosbessenstruik
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

blåbær

  1. genitief onbepaald onzijdig enkelvoud van blåbær

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • blå·bær
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 12947
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   blåbær     blåbæret     blåbær     blåbæra
blåbærene  
genitief   blåbærs     blåbærets     blåbærs     blåbæras
blåbærenes  

Zelfstandig naamwoord

blåbær, o

  1. (plantkunde) Vaccinium myrtillus op Wikispecies, blauwe bosbes
    «Blåbær er ei vanlig plante i store deler av Europa.»
    Blauwe bosbessen zijn veel voorkomende planten in grote delen van Europa.
  2. (fruit) vrucht van de blauwe bosbessenstruik
  3. (figuurlijk) bagatel, peulenschil
    «Dette er bare blåbær.»
    Dat is een peulenschil.
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • [2]: plukke blåbær
blauwe bosbessen plukken

Zelfstandig naamwoord

blåbær

  1. genitief onbepaald onzijdig enkelvoud van blåbær


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • blå·bær
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   blåbær     blåbæret     blåbær     blåbæra  

Zelfstandig naamwoord

blåbær, o

  1. (plantkunde) Vaccinium myrtillus op Wikispecies, blauwe bosbes
    «Blåbær er ein vanleg plante i store deler av Europa.»
    Blauwe bosbessen zijn veel voorkomende planten in grote delen van Europa.
  2. (fruit) vrucht van de blauwe bosbessenstruik
  3. (figuurlijk) bagatel, peulenschil
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • [2]: eit spann blåbær
een schaal blauwe bosbessen
  • [3]: berre blåbær
alleen maar peulenschil

Zelfstandig naamwoord

blåbær

  1. genitief onbepaald onzijdig enkelvoud van blåbær