bionisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bio·nisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘beschikkend over bovenmenselijke lichamelijke vermogens’ voor het eerst aangetroffen in 1982 [1]
- met het voorvoegsel bio- en met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bionisch | bionischer | |
verbogen | bionische | bionischere | |
partitief | bionisch | bionischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bionisch
Gangbaarheid
- Het woord bionisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bionisch" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "bionisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bionisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel bio- in het Nederlands
- Achtervoegsel -isch in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 91 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %