binnenzool

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·zool
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenzool binnenzolen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

binnenzool v/m [1]

  1. (kleding) zool aan de binnenzijde van een schoen
     "Neem nou een T-shirt: dat bestaat vaak maar uit één materiaal. Een sneaker heeft een heleboel onderdelen. Denk aan de zool, de binnenzool, de neus, het bovenstuk en de veters. In een sneaker zijn daarom wel zes tot tien materialen verwerkt", vertelt circulaire mode- en textielexpert Roosmarie Ruigrok.[2]
     Wie heeft er geen paar All Stars in de kast liggen. Als jij ze niet hebt dan je vader of moeder vast wel. De klassieker met platte zool, wit omrand met een witte neus gaat al 98 jaar mee. Tijd voor een update volgens maker Converse. De schoenen krijgen een betere binnenzool en andere binnenvoering. Aan het uiterlijk verandert dus niets, maar toch...[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron
    Susan Sjouwerman
    “De duurzame sneaker komt eraan (hoe lastig het ook is om 'm te maken)” (Zondag 4 augustus 2019, 07:00), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron “All Stars krijgen update, na 98 jaar” (Vrijdag 24 juli 2015, 20:49), NOS