binnenvlucht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bin·nen·vlucht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van binnen en vlucht zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | binnenvlucht | binnenvluchten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- de keer dat men naar binnen vlucht
Werkwoord
vervoeging van |
---|
binnenvluchten |
binnenvlucht
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenvluchten
- ... dat ik binnenvlucht.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenvluchten
- ... dat jij binnenvlucht.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenvluchten
- ... dat hij binnenvlucht.
Gangbaarheid
- Het woord binnenvlucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.