binnenvlucht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·vlucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenvlucht binnenvluchten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de binnenvluchtv / m

  1. de keer dat men naar binnen vlucht

Werkwoord

vervoeging van
binnenvluchten

binnenvlucht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenvluchten
    • ... dat ik binnenvlucht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenvluchten
    • ... dat jij binnenvlucht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenvluchten
    • ... dat hij binnenvlucht. 

Gangbaarheid

Verwijzingen