binnenhalen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·ha·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnenhalen
haalde binnen
binnengehaald
zwak -d volledig

Werkwoord

binnenhalen

  1. overgankelijk vis of netten binnenboord brengen
    • De netten waren nog niet helemaal binnengehaald. 
  2. overgankelijk iets binnen het huis of andere overdekte ruimte brengen
    • Ik heb de was binnengehaald omdat het dreigt te gaan regenen. 
     Voor Lauritz was het licht minder romantisch. In de midzomertijd werd als het weer het toeliet het hooi binnengehaald op Osteroy.[1]
  3. overgankelijk Geld inzamelen of verdienen
    • We hebben die middag veel binnengehaald 
  4. overgankelijkiets of iemand verwerven voor een bedrijf
    • Hij heeft een prachtige order binnengehaald zodat het bedrijf weer voor een jaar werk heeft. 
    • De personeelschef is het weer gelukt om een aantal toptalenten binnen te halen als medewerker. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be