binnenboord

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·boord
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

binnenboord

  1. aan boord van een schip
  2. (figuurlijk) binnen een groep, organisatie houden
     Toch is de Nederlandse bestuurscultuur al veel langer een probleem, zeggen oud-Kamerleden tegen Nieuwsuur. "Vroeger werd ook geprobeerd om vanuit het kabinet de geestverwante Kamerfracties een beetje te dimmen", zegt Jacques Wallage, voormalig fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer. "Zo heb ik als fractievoorzitter in 1994 heel vaak van ministers te horen gekregen: 'hee, zou jij dat en dat Kamerlid van jou niet eens een beetje binnenboord kunnen houden? Want we hebben daar heel veel last van'."[1]
     Bij Sportclub Rijssen denken ze dat snelle versoepelingen de leden binnenboord kunnen houden. Voorzitter Rohald de Jong van de voetbalvereniging ziet vooral veel senioren afhaken. "We zijn nu aan het inventariseren voor volgend seizoen wie er door wil en wie twijfelt. Best veel jongens weten het nog niet."[2]
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Iemand binnenboord houden
Zorgen dat iemand niet vertrekt

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 30 december 2021 Weblink bron “Oud-Kamerleden kritisch op coalitie én oppositie, maar hoe nu verder?” (29-04-2021), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 30 december 2021 Weblink bron “Sportverenigingen hopen op versoepelingen, want leegloop dreigt” (08-05-2021), NOS