bijtten uit
Uiterlijk
- Geluid: bijtten uit (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɛitə(n) ˈœyt / (3 lettergrepen)
- bijt·ten uit
vervoeging van |
---|
uitbijten |
bijtten (…) uit
- meervoud verleden tijd van uitbijten
- Wij bijtten uit.
- Jullie bijtten uit.
- Zij bijtten uit.
- Wij bijtten uit.
- Het woord bijtten uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.