bijsmaak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·smaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijsmaak bijsmaken
verkleinwoord bijsmaakje bijsmaakjes

Zelfstandig naamwoord

de bijsmaakm

  1. een extra smaak die er eigenlijk niet bij hoort
    • De wijn had een zure bijsmaak. 
  2. (figuurlijk) een minder aangename meewerkende factor
    • Kritiek met een bijsmaak van leedvermaak. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be