bijmest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·mest

Werkwoord

vervoeging van
bijmesten

bijmest

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijmesten
    • ... dat ik bijmest. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijmesten
    • ... dat jij bijmest. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijmesten
    • ... dat hij bijmest. 

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be