bijlichtten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·licht·ten

Werkwoord

vervoeging van
bijlichten

bijlichtten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijlichten
    • ...dat wij bijlichtten. 
    • ...dat jullie bijlichtten. 
    • ...dat zij bijlichtten.