bijlicht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·licht

Werkwoord

vervoeging van
bijlichten

bijlicht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijlichten
    • ... dat ik bijlicht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijlichten
    • ... dat jij bijlicht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijlichten
    • ... dat hij bijlicht.