bijkoopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·koopt

Werkwoord

vervoeging van
bijkopen

bijkoopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijkopen
    • ... dat jij bijkoopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijkopen
    • ... dat hij bijkoopt. 

Gangbaarheid