bijenkorf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Bijenkorven met imker
Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·en·korf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijenkorf bijenkorven
verkleinwoord bijenkorfje bijenkorfjes

Zelfstandig naamwoord

de bijenkorfm

  1. (imkerij) kunstmatige behuizing waarbinnen een bijenvolk zijn raten kan bouwen, oorspronkelijk in de vorm van een gevlochten korf
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen