bijenhouderij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·en·hou·de·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijenhouderij bijenhouderijen
verkleinwoord bijenhouderijtje bijenhouderijtjes

Zelfstandig naamwoord

de bijenhouderijv

  1. bedrijf waar men bijen houdt ; bedrijf van een imker
     "De honing is te duur. Het is belachelijk. Er is makkelijk geld te verdienen met het kopen en verkopen van bijen", zegt Bruce Robertson, directeur van een bijenhouderij.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 24 maart 2023 Weblink bron “Boeven storten zich op bijen: honing is goud” (Woensdag 15 maart 2017, 08:24), NOS