bijenhalte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·en·hal·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijenhalte bijenhalten
bijenhaltes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bijenhaltev / m

  1. bus- of tramhalte waarop vetplanten groeien die bijen en hommels aantrekken
     Afgelopen zomer liet Robert Jansen namens de provinciale GroenLinks-fractie al weten te onderzoeken of de ‘bijenhaltes’ ook in Overijssel toepasbaar zijn. Hij laat weten dat dit veelal afhankelijk is van de aanbesteding van de wachthokjes. Het moment van aflopen verschilt per gemeente. In Utrecht won Reclame Bureau Limburg de nieuwe aanbesteding, bovenal omdat zij met dit groene plan op de proppen kwamen.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 8 mei 2023 Weblink bron
    Arnoud de Vries
    “Van bushalte naar bijenhalte: Zwolse raad pleit voor plantjes op bushokjes” (13-10-2019, 18:00), Tubantia