bijboog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

vage bijboog te zien buiten de regenboog
Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·boog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijboog bijbogen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bijboogm

  1. een extra, secundaire boog bij de regenboog
     Hoe breed is de boog van de regenboog en van de bijboog? en waar hangt dat van af?: Als je een regenboog ziet, zie je ook een bijboog maar je kan niet meten hoe breedt of hoe groot die zijn. Toch zou ik dat graag eens weten hoe breedt die zijn en waar dat eventueel van afhangt.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    prof.dr. Paul Hellings
    “Hoe breed is de boog van de regenboog en van de bijboog? en waar hangt dat van af?” (31 mei 2009), ikhebeenvraag.be
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be