biechtte op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • biecht·te op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opbiechten

biechtte op

  1. enkelvoud verleden tijd van opbiechten
    • Ik biechtte op. 
    • Jij biechtte op. 
    • Hij, zij, het biechtte op. 


Gangbaarheid