bibliofiel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·blio·fiel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘boekenliefhebber’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • met het voorvoegsel biblio- en met het achtervoegsel -fiel [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bibliofiel bibliofielen
verkleinwoord bibliofieltje bibliofieltjes

Zelfstandig naamwoord

de bibliofielm [3]

  1. iemand die van mooie boeken houdt
    • Het grote onderscheid tussen bibliomanen en bibliofielen is dat bibliomanen dwangmatig boeken kopen. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bibliofiel bibliofieler bibliofielst
verbogen bibliofiele bibliofielere bibliofielste
partitief bibliofiels bibliofielers -

Bijvoeglijk naamwoord

bibliofiel [4]

  1. (van boeken) met bijzonder verzorgd uiterlijk

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen