bibliofiel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bibliofiel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bi·blio·fiel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘boekenliefhebber’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- met het voorvoegsel biblio- en met het achtervoegsel -fiel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bibliofiel | bibliofielen |
verkleinwoord | bibliofieltje | bibliofieltjes |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die van mooie boeken houdt
- Het grote onderscheid tussen bibliomanen en bibliofielen is dat bibliomanen dwangmatig boeken kopen.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bibliofiel | bibliofieler | bibliofielst |
verbogen | bibliofiele | bibliofielere | bibliofielste |
partitief | bibliofiels | bibliofielers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bibliofiel [4]
- (van boeken) met bijzonder verzorgd uiterlijk
Gangbaarheid
- Het woord bibliofiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bibliofiel" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "bibliofiel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bibliofiel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel biblio- in het Nederlands
- Achtervoegsel -fiel in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 83 %
- Prevalentie Vlaanderen 86 %