bezwangering
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·zwan·ge·ring
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van Naamwoord van handeling bezwangeren met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezwangering | bezwangeringen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bezwangering v
- een vrouw bevruchten; een vrouw zwanger maken
Gangbaarheid
- Het woord 'bezwangering' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.