bezwaarlijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bezwaarlijk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·zwaar·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bezwaarlijk | bezwaarlijker | bezwaarlijkst |
verbogen | bezwaarlijke | bezwaarlijkere | bezwaarlijkste |
partitief | bezwaarlijks | bezwaarlijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bezwaarlijk [1]
Bijwoord
bezwaarlijk
- moeilijk of onmogelijk om een voor de hand liggende reden, die mogelijk de luisteraar ontgaat
- Hij kon bezwaarlijk even langskomen. Hij zat toen immers in de gevangenis.
Gangbaarheid
- Het woord bezwaarlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezwaarlijk" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be