bezoekcijfer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zoek·cij·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezoekcijfer bezoekcijfers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bezoekcijfero

  1. het aantal bezoekers dat iets bezoet
     Door het tegenvallende bezoekcijfer zijn de kosten voor Almere verder opgelopen. Het totale verlies dat de gemeente Almere lijdt op de Floriade loopt richting de 100 miljoen euro, schrijft Omroep Flevoland.[1]
     Ook de introductie van toegangskaarten met starttijden heeft bijgedragen aan het hoge bezoekcijfer, zegt het museum. Hierdoor is de doorstroom veel beter en lijkt het voor het publiek veel minder druk.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron “Gemeentelijk prijskaartje Floriade voor Almere weer miljoenen duurder” (Woensdag 5 oktober 2022, 20:49), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron “Recordjaar voor Van Gogh Museum” (Dinsdag 15 december 2015, 10:44), NOS