bezielen/vervoeging
Uiterlijk
| vervoeging van de bedrijvende vorm van bezielen | |||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
| onvoltooid | tegenwoordig | bezielen | te bezielen | ||||||||
| toekomend | zullen bezielen | te zullen bezielen | |||||||||
| voltooid | tegenwoordig | hebben bezield | te hebben bezield | ||||||||
| toekomend | bezield zullen hebben | bezield te zullen hebben | |||||||||
| onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
| bezielend | bezield | ev. beziel | mv. verouderd bezielt | beziele | |||||||
| aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
| onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
| tegenwoordig (o.t.t.) | beziel | bezielt | bezielt | bezielt | bezielt | bezielen | bezielen | bezielen | |||
| verleden (o.v.t.) | bezielde | bezielde | bezielde | bezielde | bezielde | bezielden | bezielden | bezielden | |||
| toekomend (o.t.t.t.) | zal bezielen | zult/zal bezielen | zult/zal bezielen | zult bezielen | zal bezielen | zullen bezielen | zullen bezielen | zullen bezielen | |||
| voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bezielen | zou bezielen | zou(dt) bezielen | zoudt bezielen | zou bezielen | zouden bezielen | zouden bezielen | zouden bezielen | |||
| voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
| tegenwoordig (v.t.t.) | heb bezield | hebt bezield | hebt/heeft bezield | hebt bezield | heeft bezield | hebben bezield | hebben bezield | hebben bezield | |||
| verleden (v.v.t.) | had bezield | had bezield | had bezield | hadt bezield | had bezield | hadden bezield | hadden bezield | hadden bezield | |||
| toekomend (v.t.t.t.) | zal bezield hebben | zal/zult bezield hebben | zult/zal bezield hebben | zult bezield hebben | zal bezield hebben | zullen bezield hebben | zullen bezield hebben | zullen bezield hebben | |||
| voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bezield hebben | zou bezield hebben | zou/zoudt bezield hebben | zoudt bezield hebben | zou bezield hebben | zouden bezield hebben | zouden bezield hebben | zouden bezield hebben | |||
| onpersoonlijke lijdende vorm bezield worden | |||||||||||
| onvoltooid | voltooid | ||||||||||
| tegenwoordig | er wordt bezield | er is bezield | |||||||||
| verleden | er werd bezield | er was bezield | |||||||||
| toekomend | er zal bezield worden | er zal bezield zijn | |||||||||
| voorwaardelijk | er zou bezield worden | er zou bezield zijn | |||||||||
| lijdende vorm bezield worden | |||||||||||
| onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
| onvoltooid | tegenwoordig | bezield worden | bezield te worden | ||||||||
| toekomend | bezield zullen worden | bezield te zullen worden | |||||||||
| voltooid | tegenwoordig | bezield zijn | bezield te zijn | ||||||||
| toekomend | bezield zullen zijn | bezield te zullen zijn | |||||||||
| enkelvoud | meervoud | ||||||||||
| onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
| tegenwoordig (o.t.t.) | word bezield | wordt bezield | wordt bezield | wordt bezield | wordt bezield | worden bezield | worden bezield | worden bezield | |||
| verleden (o.v.t.) | werd bezield | werd bezield | werd bezield | werdt bezield | werd bezield | werden bezield | werden bezield | werden bezield | |||
| toekomend (o.t.t.t.) | zal bezield worden | zult bezield worden | zult bezield worden | zult bezield worden | zal bezield worden | zullen bezield worden | zullen bezield worden | zullen bezield worden | |||
| voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bezield worden | zou bezield worden | zou/zoudt bezield worden | zoudt bezield worden | zou bezield worden | zouden bezield worden | zouden bezield worden | zouden bezield worden | |||
| voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
| tegenwoordig (v.t.t.) | ben bezield | bent bezield | bent/is bezield | zijt bezield | is bezield | zijn bezield | zijn bezield | zijn bezield | |||
| verleden (v.v.t.) | was bezield | was bezield | was bezield | waart bezield | was bezield | waren bezield | waren bezield | waren bezield | |||
| toekomend (v.t.t.t.) | zal bezield zijn | zult bezield zijn | zult bezield zijn | zult bezield zijn | zal bezield zijn | zullen bezield zijn | zullen bezield zijn | zullen bezield zijn | |||
| voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bezield zijn | zou bezield zijn | zou/zoudt bezield zijn | zoudt bezield zijn | zou bezield zijn | zouden bezield zijn | zouden bezield zijn | zouden bezield zijn | |||