bewonersgroep

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bewonersgroep    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• be·wo·ners·groep

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bewoner zn  en  groep zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bewonersgroep	bewonersgroepen
verkleinwoord	bewonersgroepje	bewonersgroepjes

Zelfstandig naamwoord

de bewonersgroep v / m

1. groep mensen die ergens woont

   ▸ De bezwaarmakers vonden sloop van het huidige gebouw niet nodig. Ze vinden ook dat de beoogde nieuwe locatie, dicht bij de snelweg A1, geen geschikte omgeving is voor de bijzondere bewonersgroep.

   ▸ Asielzoekers uit Syrië, Afghanistan, maar ook uit Sudan, Somalië en Nigeria hebben er onderdak gevonden. Een lokale bewonersgroep van het eiland heeft de gemeente ervan overtuigd dat een opvangcentrum nodig was, en beheert het nu onofficieel.

   ▸ "De straat heeft van oudsher een actieve bewonersgroep", zegt Goncalves. Ook hij is verbijsterd.

Gangbaarheid

• Het woord bewonersgroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.