beweren
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·we·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zeggen’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- Oorspronkelijk twee verschillende Middelnederlandse werkwoorden die zijn samengevallen. Het ene werkwoord is bewaren, "bewijzen". Het andere is afgeleid van weren met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beweren |
beweerde |
beweerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beweren [3]
- overgankelijk iets met stelligheid verklaren zonder enige bewijsgrond
- Wil je dat nu echt beweren?
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. iets met stelligheid verklaren waarvan het voor anderen niet duidelijk is of het waar is
Gangbaarheid
- Het woord beweren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beweren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel be- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %