bewegingsarmoede

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·we·gings·ar·moe·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bewegingsarmoede
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bewegingsarmoedev / m

  1. (sport) (medisch) het te weinig sporten of bewegen
     Verhagen: "In Nederland is bewegingsarmoede. Kinderen spelen te weinig buiten, in situaties waar ze bijvoorbeeld kunnen vallen. Dat is nodig, want zo train je spierslimheid en goed vallen. Je kan niet van een voetbalclub verlangen dat ze alle motorische vaardigheden bij je kind aanleren in dat ene uurtje."[1]
     Het zou volgens Paulsen een enorme impact hebben op het spelplezier. Volwassen mogen nu maar in groepjes van vier sporten en jonge amateurs kunnen alleen een trainingspartijtje op de eigen club doen. "Mensen haken daardoor af, terwijl sporten goed is voor de weerstand, en een oplossing tegen bewegingsarmoede, overgewicht, eenzaamheid."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron
    Jonna ter Veer
    “Grote zorgen om puber-voetbalsters: 'Er komt een tsunami aan knieletsel aan'” (Donderdag 23 februari, 08:54), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron “Dag voordat kabinet knopen doorhakt, regent het symbolische acties” (Maandag 7 december 2020, 11:31), NOS