bevoogden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·voog·den
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van voogd met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en

Werkwoord

bevoogden [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bevoogden
bevoogdde
bevoogd
zwak -d volledig
  1. iemand die niet voor zichzelf kan opkomen besturen zonder inspraak van die persoon maar wel 'ten gunste' van die persoon, meestal gebruikt in situaties waarin de bevoogde persoon juist heel goed voor zich zelf kan opkomen
    • En nu we het toch over integratie hebben: je brief arriveerde aan de vooravond van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer over de inburgering. Daarin wordt opnieuw het falen aangetoond van de top-down benadering die in Nederland de afgelopen jaren is toegepast. Volgens mij is het dan ook hoog tijd om de integratie over een andere boeg te gooien. Niet bevoogden, maar stimuleren om op eigen kracht deelgenoot te worden van de samenleving.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Tom Zwart 26 januari 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be