bevloeren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·vloe·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
bevloeren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bevloeren |
bevloerde |
bevloerd |
zwak -d | volledig |
- met een houten of stenen vloer bedekken
- Nu bleek echter, dat de grafkelders zonder eenige regelmaat waren aangelegd; dat die, waarnaar ik zocht, dus niet was aan te wijzen; en dat over 't geheel bij vroegere verbouwingen der kerk of bij het op nieuw bevloeren daarvan ruw was te werk gegaan. [2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bevloeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bevloeren" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Daniël Veegens (1884)– [tijdschrift] Gids, De Oldenbarnevelts graf.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel be- in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 61 %
- Prevalentie Vlaanderen 83 %