bevlag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·vlag
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bevlaggen |
bevlag
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevlaggen
- Ik bevlag.
- gebiedende wijs van bevlaggen
- Bevlag!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevlaggen
- Bevlag je?
Gangbaarheid
- Het woord bevlag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.