bevindt
Uiterlijk
- be·vindt
vervoeging van |
---|
bevinden |
bevindt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevinden
- Jij bevindt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevinden
- Hij bevindt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bevinden
- Bevindt!
- Het woord bevindt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.