bevillingerne

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • be·vil·lin·ger·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel be-
Naar frequentie 116520

Zelfstandig naamwoord

bevillingerne, mv

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van bevilling