beveel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·veel

Werkwoord

vervoeging van
bevelen

beveel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevelen
    • Ik beveel. 
  2. gebiedende wijs van bevelen
    • Beveel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevelen
    • Beveel je? 
     Jij blijft vandaag gewoon thuis. Ik beveel het je.[1]

Verwijzingen