beveel
Uiterlijk
- be·veel
vervoeging van |
---|
bevelen |
beveel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevelen
- Ik beveel.
- gebiedende wijs van bevelen
- Beveel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevelen
- Beveel je?
- ▸ Jij blijft vandaag gewoon thuis. Ik beveel het je.[1]
- Het woord beveel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.