beveel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·veel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bevelen |
beveel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevelen
- Ik beveel.
- gebiedende wijs van bevelen
- Beveel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevelen
- Beveel je?
- ▸ Jij blijft vandaag gewoon thuis. Ik beveel het je.[1]
Verwijzingen
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2