beuzeling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beu·ze·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beuzeling beuzelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beuzelingv

  1. iets wat van weinig belang is
     'Niets in het nabije leven is anders dan beuzeling en nietigheid. Maar het latere leven, dàt is het leven' (hoodstuk 29).[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

34 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Leiding” (15 september 2001), de Volkskrant
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be