Naar inhoud springen

beun

Uit WikiWoordenboek
  • beun
enkelvoud meervoud
naamwoord beun beunen
verkleinwoord - -

de beunv / m

  1. verhoogde vloer van planken
  2. vloer net onder het dank van een gebouw
  3. (visserij) afgezonderde ruimte waar het water kan in- en uitstromen, gebruikt om gevangen vis levend te bewaren
    Dit kan een ruimte onderin in een vissersboot zijn of een losse drijvende bak.
  4. (scheepvaart) ruim om bagger, zand of stenen in te vervoeren
vervoeging van
beunen

beun

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beunen
    • Ik beun. 
  2. gebiedende wijs van beunen
    • Beun! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beunen
    • Beun je? 
83 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[5]