Naar inhoud springen

beukennootje

Uit WikiWoordenboek
2. beukenootjes
  • beu·ken·noot·je
enkelvoud meervoud
naamwoord beukennoot beukennoten
verkleinwoord beukennootje beukennootjes

het beukennootjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord beukennoot
  2. dim. tant. (voeding) vrucht van de beuk, Fagus sylvatica op Wikispecies
91 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]