beukennootje
Uiterlijk
- Geluid: beukennootje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbøkəˌnocə / (4 lettergrepen)
- beu·ken·noot·je
- afgeleid van beukennoot zn met het achtervoegsel -je [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beukennoot | beukennoten |
verkleinwoord | beukennootje | beukennootjes |
het beukennootje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord beukennoot
- dim. tant. (voeding) vrucht van de beuk, Fagus sylvatica
2. vrucht van de beuk, Fagus sylvatica
- Het woord beukennootje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beukennootje" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ beukennootje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -je in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Zelfstandig verkleinwoord
- Voeding in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 91 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %