betutteling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·tut·te·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord betutteling betuttelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de betuttelingv

  1. het overmatig bezorgd en dwingend zorgen voor iemand
    • Tjonge jonge, wat een betutteling ten top! Waar hebben we het over? Een keer per jaar gedurende anderhalf uur op het schoolplein een paar wijntjes/biertjes met elkaar drinken! Geven we daar echt zo'n slecht voorbeeld mee?[1] 
    • Bij de gemeenteraadsverkiezingen had D66 de mond vol van de vrijheid van schoolkeuze en trok de partij bombastisch ten strijde tegen PvdA-betutteling. Inmiddels is duidelijk dat het huidige college met D66 voorop gewoon is doorgegaan met de invoering van het 'postcodebeleid'in het basisonderwijs.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Het Parool 21 DECEMBER 2017 Geven ouders echt zo'n slecht voorbeeld op school?
  2. Het Parool LOTTE SCHIPPER 28 SEPTEMBER 2017 'D66 een onderwijspartij? Dat is een misverstand'
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be