betuigden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·tuig·den

Werkwoord

vervoeging van
betuigen

betuigden

  1. meervoud verleden tijd van betuigen
    • Wij betuigden. 
    • Jullie betuigden. 
    • Zij betuigden. 
     Tijdens hun afscheid in het café in Amersfoort had hij haar op de valreep nog wat anekdotes verteld over ondernemers die hun steun aan zijn site betuigden.[1]

Verwijzingen