betrapte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·trap·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
betrappen |
betrapte
- enkelvoud verleden tijd van betrappen
- Ik betrapte.
- Jij betrapte.
- Hij, zij, het betrapte.
- Ik betrapte.
- ▸ Chantal betrapte zichzelf erop dat ze aan zijn lippen hing.[1]
- verbogen vorm van betrapt, voltooid deelwoord van betrappen
Verwijzingen
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2