betonplaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ton·plaat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord betonplaat betonplaten
verkleinwoord betonplaatje betonplaatjes

Zelfstandig naamwoord

betonplaat v/m [1]

  1. een vlakke plaat gemaakt van beton
     "Ik heb mijn huis op een dikke betonplaat gebouwd, mij overkomt niks", vertelt hij. "Maar al die andere huizen hier staan op heipalen in de kleigrond. Met iedere beving van de grond verschuiven die palen."[2]
     In Sneek zijn twee mannen zwaargewond geraakt bij een bedrijfsongeval. De mannen waren aan het werk in een loods waar metaal wordt bewerkt. Het bakje waarin ze aan het werk waren, viel van een hoogte van vijf meter naar beneden toen een kabel brak. De mannen vielen op een betonplaat.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Gevaar gaswinning lang ontkend” (Maandag 30 december 2013, 15:32), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Zwaargewonden bij bedrijfsongeval” (Zaterdag 14 juli 2012, 17:05), NOS