beteugeling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·teu·ge·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beteugeling beteugelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beteugelingv

  1. het in bedwang houden van iets of iemand
     Daarom kan effectieve beteugeling van buitenlandse strijders alleen tot stand komen als de landen van waaruit die strijders komen hun geheime informatie delen."[2]
     De deal die zijn voorganger Obama sloot met Iran om sancties af te bouwen in ruil voor de beteugeling van het nucleaire programma, noemde Trump "ontluisterend".[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2021 Weblink bron “Turkije: samenwerking met Westen tegen jihadgangers steeds beter” (17-02-2015), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2021 Weblink bron “Trump dreigt Noord-Korea met 'volledige vernietiging'” (19-09-2017), NOS