betert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·tert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beteren |
betert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beteren
- Jij betert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beteren
- Hij betert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beteren
- Betert!