betegelden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: betegelden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·te·gel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
betegelen |
betegelden
- meervoud verleden tijd van betegelen
- Wij betegelden.
- Jullie betegelden.
- Zij betegelden.
- Wij betegelden.