bestendig

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·sten·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘blijvend’ voor het eerst aangetroffen in 1569 [1]
  • afgeleid van bestand met het achtervoegsel -ig [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bestendig bestendiger bestendigst
verbogen bestendige bestendigere bestendigste
partitief bestendigs bestendigers -

Bijvoeglijk naamwoord

bestendig

  1. duurzaam, blijvend, niet veranderlijk, permanent
    • Het is bestendig weer 
  2. bestendige opdracht aan de bank: machtiging tot periodieke overmaking van geld
    • Hij betaalde zijn abonnement door middel van een bestendige opdracht aan de bank. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bestendigen

bestendig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestendigen
    • Ik bestendig. 
  2. gebiedende wijs van bestendigen
    • Bestendig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestendigen
    • Bestendig je? 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen