besteding
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·ste·ding
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van besteden met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | besteding | bestedingen |
verkleinwoord | bestedinkje | bestedinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de besteding v
- (economie) het uitgeven van geld of andere middelen
- Zijn wekelijkse besteding aan koffie bedraagt 30 euro.
- het gebruik of aanwenden.
- Zijn besteding van de uren die hij nog had waren zeer effectief.
Hyponiemen
- bovenbesteding, dagbesteding, onderbesteding, overbesteding, tijdbesteding, tijdsbesteding, vrijetijdsbesteding
Afgeleide begrippen
- bestedingsbeperking, bestedingsinflatie, bestedingsnota, bestedingspakket, bestedingspatroon, bestedingspolitiek
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord besteding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "besteding" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be