besprokene

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spro·ke·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord besprokene
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het besprokeneo

  1. de persoon of de zaak waarover gesproken is
    • Op voorstel van Willeme besluit de raad in beslotenheid te vergaderen. Het publiek moet weg. Aan het einde van de vergadering besluit de raad ook tot geheimhouding. Dit betekent dat iemand die zijn mond open doet over het besprokene strafrechtelijk vervolgd kan worden. [1] 
    • Conclusies zijn niet getrokken, maar het gesprek gaat maandag verder. Namens het kabinet waren de ministers Jeroen Dijsselbloem (Financiën), Lodewijk Asscher (Sociale Zaken) en Jet Bussemaker (Onderwijs) bij het gesprek aanwezig. Volgens Pechtold zal het besprokene vrijdag aan de orde komen in de ministerraad. [2] 
Antoniemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen