besprengen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spren·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
besprengen
besprengde
besprengd
zwak -d volledig

Werkwoord

besprengen

  1. bevochtigen[1], , druppeltjes neer doen vallen
     Kleding en kamers werden vanouds besprengd met water, waarin de gele, uitgeperste [saffraan]olie was gemengd; olijfolie werd ermee geparfumeerd.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Elffers, Hubertus Viljoen, W.J.
    “Beknopt Nederlands woordeboek voor Zuid-Afrika” (1908), Elffers, Hubertus

    Viljoen, W.J.

  2. Bronlink Weblink bron
    Grosheide, F.W.
    “Bijbelse encyclopædie” (1950)